8 Aktivitäten und Entwicklungen

Transkript

1 HCE Examenidioom HAVO 8 Aktivitäten und Entwicklungen Deutsch > Niederländisch die Tätigkeit sich beschäftigen der Vorsatz beseitigen veranstalten veranlassen anordnen Maßnahmen ergreifen Abhilfe schaffen erledigen ausstatten einräumen Aufgaben korrigieren gehört zu den Tätigkeiten eines Lehrers. Het nakijken van opgaven hoort tot de bezigheden van een leraar. Er beschäftigt sich zurzeit eigentlich nur mit Schach. Hij houdt zich momenteel eigenlijk alleen maar bezig met schaken. Hast du gute Vorsätze für das neue Jahr? Heb jij goede voornemens voor het nieuwe jaar? Nach dem Fest müssen wir alle Abfälle beseitigen. Na het feest moeten we al het afval opruimen. Es kostet viel Zeit, ein Popkonzert zu veranstalten. Het kost veel tijd om een popconcert te organiseren. Ich werde persönlich veranlassen, dass du eingeladen wirst. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat jij uitgenodigd wordt. Der Direktor hat die Vernichtung der Akte persönlich angeordnet. De directeur heeft de vernietiging van de akte persoonlijk voorgeschreven. Gegen Missbrauch müssen rasch Maßnahmen ergriffen werden. Er moeten snel maatregelen genomen worden tegen misbruik. Nur ein Anwalt kann hier noch Abhilfe schaffen. Alleen een advocaat kan hier nog uitkomst bieden. Mit diesem Verkauf haben wir die Sache endgültig erledigt. Met deze verkoop hebben we de zaak definitief afgehandeld. Unser Haus ist mit einer Alarmanlage ausgestattet. Ons huis is uitgerust met een alarminstallatie. Wollen wir ihm nicht doch noch eine Chance einräumen? Zullen we hem niet toch nog een kans geven? 1 de bezigheid zich bezighouden met het voornemen opruimen, uit de weg ruimen organiseren ervoor zorgen gelasten, voorschrijven maatregelen nemen uitkomst bieden afhandelen uitrusten geven, verlenen

2 nötigen aufbürden aufhalsen unterschwellig beeinträchtigen verabreichen verpassen behindern unterbinden zerstören räumen vermitteln bewältigen verzichten auf Seine finanzielle Lage nötigt ihn, seinen Besitz zu verkaufen. Zijn financiële positie dwingt hem zijn bezit te verkopen. Ich habe mir viel zu viel Arbeit aufgebürdet. Ik heb mezelf veel te veel werk op de hals gehaald. Und mir halsten sie die lästigsten Kinder auf! En mij scheepten ze op met de lastigste kinderen. Hinter dieser Geschichte steckt eine unterschwellige Botschaft. Achter dit verhaal zit een verborgen boodschap. Das nasse Wetter hat die Ernte beeinträchtigt. Het natte weer heeft de oogst geschaad. Weißt du, wie man einer Katze eine Pille verabreicht? Weet jij hoe je een kat een pil geeft? Der Polizist hat mir einen Strafzettel verpasst. De agent heeft me een bekeuring gegeven. Baustellen behindern den Straßenverkehr in Karlsruhe. Wegwerkzaamheden hinderen het verkeer in Karlsruhe. Aggressive Verkaufspraktiken sollen unterbunden werden. Agressieve verkooppraktijken moeten worden tegengegaan. Die ausgebrochenen Kälber haben den Rasen zerstört. De uitgebroken kalveren hebben het gazon vernield. Das illegale Lager für Feuerwerkskörper wird geräumt. De illegale opslagplaats voor vuurwerk wordt ontruimd. Ich habe ihr einige gute Kunden vermittelt. Ik heb haar een paar goede klanten bezorgd. Die Schüler bewältigen die schweren Aufgaben spielend. De leerlingen verwerken de moeilijke opgaven spelenderwijs. Der ehrliche Finder verzichtete auf den Finderlohn. De eerlijke vinder zag af van het vindersloon. dwingen, noodzaken opleggen, op de hals halen opschepen met verborgen schaden geven, toedienen geven, toedienen hinderen tegengaan, verhinderen vernielen ontruimen bezorgen, verschaffen verwerken, onder de knie krijgen afzien van 2

3 sich beschränken auf entziehen sich abfinden mit die Nachahmung vorweisen prägen auflisten auslösen Die Karte beschränkt sich auf Vorspeisen und Suppen. De kaart beperkt zich tot voorgerechten en soepen. Man hat der Mutter das Sorgerecht für ihre Kinder entzogen. Men heeft de moeder het voogdijschap over haar kinderen afgenomen. Ich muss mich mit dem Wunsch der Mehrheit abfinden. Ik moet me neerleggen bij de wens van de meerderheid. Mit seiner Nachahmung einer Ente brachte er die Kinder zum Lachen. Met zijn imitatie van een eend maakte hij de kinderen aan het lachen. Alle Fahrgäste mussten den Fahrschein vorweisen. Alle reizigers moesten hun kaartje laten zien. Man hat das Bildnis der Königin in die Münzen geprägt. Men heeft het portret van de koningin in de munten geslagen. Mein Handy listet die letzten 30 Anrufe auf. Mijn mobiele telefoon geeft de laatste dertig oproepen weer. Als er das Gemälde berührte, löste er ungewollt den Alarm aus. Toen hij het schilderij aanraakte, zette hij ongewild het alarm in werking. prüfen Die Stiftung Warentest prüft 25 Bitterschokoladen. De Stichting Warentest keurt 25 soorten pure chocolade. schmecken stemmen schmettern stöbern entrümpeln Der Patient konnte weder riechen noch schmecken. De patiënt kon niets ruiken of proeven. Er stemmte sein ganzes Körpergewicht gegen die schwere Tür. Hij duwde met zijn hele lichaamsgewicht tegen de zware deur. Sie schmetterte das Bierglas gegen die Wand. Ze smeet het bierglas tegen de muur. Sie stöberte in einer alten Kiste und fand die Bilder. Ze rommelde in een oude kist en vond de foto s. Der Dachboden muss dringend wieder entrümpelt werden. De zolder moet hoognodig weer eens opgeruimd worden. zich beperken tot afnemen, afpakken zich schikken in, zich neerleggen bij de imitatie, de nabootsing laten zien slaan, afdrukken, stempelen weergeven (in een lijst) veroorzaken, in werking zetten keuren, testen proeven duwen met, heffen met, met kracht duwen met smijten rommelen, snuffelen opruimen, van rommel ontdoen 3

4 Erinnerst du dich? A Wähle das richtige Wort. Es bleiben zwei Wörter übrig. auslösen, bewältigen, entrümpeln, entziehen, räumen, vermitteln, vorweisen 1 Nur eine genauere Untersuchung kann einen Einblick in das Chaos. 2 Wir haben unsere eigene Methode, um den Stress zu. 3 Da sie den Feuerwaffenpass nicht konnte, wurde ihre Waffe beschlagnahmt. 4 Ich hatte keine Ahnung, was ich mit dieser Bemerkung alles würde. 5 Wegen Hochwassergefahr mussten wir unsere Häuser. B Wähle das richtige Wort. Es bleiben zwei Wörter übrig. aufhalsen, ausstatten, nötigen, schmettern, stemmen, stöbern, unterbinden 1 Sein größtes Hobby ist, in Plattengeschäften nach alten Schallplatten zu. 2 Wie kann man unerwünschte Telefonwerbung? 3 Es tut uns Leid, dass wir Sie müssen, ihr Haus zu verlassen. 4 Wir müssen unser warmes Schlafzimmer mit einer Klimaanlage. 5 Ich finde es nicht nett, dass ihr mir immer wieder die Drecksarbeit müsst. 4

5 Niederländisch > Deutsch proeven mengen verwisselen vals spelen snoepen met opzet stiekem falen oplossen verwijderen afwijzen missen bellen, aanbellen vegen verlichten Ik heb van alle gerechten een beetje geproefd. lch habe von allen Gerichten ein bisschen gekostet. Als je geel met rood mengt, krijg je oranje. Wenn man gelb mit rot mischt, bekommt man orange. Misschien heb je per ongeluk de sleutels verwisseld. Vielleicht hast du aus Versehen die Schlüssel verwechselt? Hij probeerde bij het delen van de kaarten al vals te spelen. Er versuchte schon beim Kartengeben zu mogeln. Snoepen is slecht voor je tanden! Naschen ist schlecht für die Zähne! Je geeft me met opzet het grootste stuk! Du gibst mir absichtlich das größte Stück! s Avonds is hij stiekem het huis uit geslopen. Abends hat er sich heimlich aus dem Haus geschlichen. De nieuwe trainer heeft jammerlijk gefaald. Der neue Trainer hat kläglich versagt. We moeten dit probleem zo gauw mogelijk oplossen. Wir müssen dieses Problem so schnell wie möglich lösen. De demonstrant werd uit de zaal verwijderd. Der Demonstrant wurde aus dem Saal entfernt. Zij heeft mijn uitnodiging gewoon afgewezen. Sie hat meine Einladung einfach abgelehnt. Je hebt echt een kans gemist! Du hast wirklich eine Chance verpasst! Als er aan de voordeur wordt gebeld, blaffen onze honden. Wenn es an der Haustür klingelt, bellen unsere Hunde. Wil je het terras even vegen? Willst du bitte die Terrasse kehren? Jouw hulp heeft mijn werk aanzienlijk verlicht. Deine Hilfe hat meine Arbeit erheblich erleichtert. kosten mischen verwechseln mogeln naschen absichtlich heimlich versagen lösen entfernen ablehnen verpassen klingeln kehren erleichtern 5

6 Redemittel Zo kun je een conclusie formuleren: > Volgens mij kun je daaruit conclu- Ich glaube, daraus kann man schließen, deren dat hij onschuldig is. dass er unschuldig ist. > Daaruit blijkt toch heel duidelijk Daraus geht doch ganz deutlich hervor, dat hij schuldig is. dass er schuldig ist. > Ik kan maar tot één conclusie Ich kann nur zu einer Schlussfolgerung komen: hij spreekt de waarheid! kommen: Er spricht die Wahrheit! > Uit al die dingen maak ik op dat Aus all dem folgere ich, dass deine jouw versie klopt. Version stimmt. Zo kun je beleefd zeggen dat ergens haast bij is: > Wil je dat vandaag nog doen? Würdest du das bitte heute noch Er is namelijk haast bij. machen? Die Sache hat nämlich große Eile. > Het is erg belangrijk dat dit zo snel Es ist sehr wichtig, dass dies so schnell mogelijk gebeurt. wie möglich erledigt wird. > Ik weet dat u het druk hebt, maar er Ich weiß, dass Sie viel zu tun haben, aber is nogal haast bij. die Sache ist eilig. Erinnerst du dich? C Ergänze auf Deutsch die eingeklammerten Wörter. 1 Du musst die Blätter noch von dem Gehweg (vegen). 2 Guck nicht so scheinheilig: Das hast du doch (met opzet) gemacht! 3 Eltern bemerken beim Kartenspiel manchmal nicht, dass die Kinder (vals spelen). 4 Um einen Bloody Mary zu bereiten, muss man Wodka mit Tomatensaft (mengen). 5 Das Kind hatte (stiekem) von dem Apfelkuchen genascht. 6